Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Verblijd u, o jongeling! in uw jeugd, en laat uw hart zich [28]vermaken in de dagen uwer jongelingschap, en [29]wandel in de wegen uws harten, en [30]in de aanschouwingen uwer ogen; maar weet, dat God, om al deze dingen, [31]u zal doen komen voor het gericht. 28. Hebr. goed doen. 29. Dat is, doe wat uw hart lust en wat uw ogen behaagt. Uit deze woorden blijkt genoegzaam dat Salomo hier niet in ernst spreekt, maar schertsend, of schimpsgewijze; jegens degenen, die zulks, gelijk hier staat, met ernst spreken of gevoelen, namelijk dat men de jonge jaren met wellustigheid moet of mag doorbrengen. Num.15:39 verbiedt God te wandelen in de wegen des harten. 30. Dat is, in al wat uwe ogen behagelijk en aangenaam is, volg dat vrij, neem uw genoegen in dit leven. 31. Alsof hij zeide: Gij zult daar wel ongaarne aankomen, maar God zal u wel doen komen, om rekenschap te geven van al wat gij gesproken en gedaan hebt. Zie onder hfdst.12 vs.14.